De opkomst, het scheuren richting de top en de ondergang van Toyota in de F1
- Richard Verweij
Totaal onverwacht kwam de top van Toyota begin november 2009 met groot nieuws: het fabrieksteam zou niet aan de start verschijnen van het aankomende 2010-seizoen van de Formule 1. De Japanse fabrikant, die eindelijk de weg naar de top gevonden leek te hebben, gooide de handdoek in de ring en vertrok. Het zou als bewijs gelden dat zelf met een flinke zak geld achter een team, de resultaten toch slecht genoeg kunnen zijn om met de staart tussen de benen te vertrekken.
Met het oog op het onzekere 2021-seizoen waarin Mercedes en Renault zouden kunnen vertrekken als fabrieksteam, dient de situatie van Toyota uit het verleden als makkelijk voorbeeld. Hoelang blijf je als team doorgaan als er moet worden bezuinigd en de resultaten jaar na jaar tegenvallen. Het antwoord van Toyota? Niet lang.
Goed begin het halve werk voor Toyota
Net als de recente successen in het WEC, was Toyota ook voor de millenniumwisseling behoorlijk aan de weg aan het timmeren in verschillende autosportklassen. De Formule 1 leek een interessante optie en begin 1999 kwam dan ook de aankondiging dat de Japanse fabrikant als volledig fabrieksteam aan de start zou verschijnen in de koningsklasse.
Toch verscheen Toyota niet aan de start van het seizoen in 2001 en koos het voor een alternatieve route: keihard werken en testen om met de eerste auto direct goed te beginnen aan het nieuwe avontuur. Met Mika Salo en Allan McNish achter het stuur, stond Toyota in 2002 dan eindelijk op de grid met twee TF102’s: het echte werk kon beginnen!
In de eerste race eindigt Salo in de punten (dan in P6 goed voor slechts één puntje) en de Fin is twee races later weer terug te vinden op P6. Voor een nieuwe deelnemer geen onbehoorlijk begin, ware het niet dat het daar voor Toyota bij blijft in 2002.
Ondanks verbetering slechts bijrol in Formule 1
Veel meer punten werden er één seizoen later wel gepakt door het nieuwe rijdersduo Christiano da Matta en Olivier Panis. Panis eindigde in Duitsland knap op de vijfde plaats en zijn teamgenoot slechts één positie achter hem. Ondanks het feit dat er acht keer zoveel punten werden gepakt in vergelijking met het debuutjaar, eindigt Toyota niet veel hoger. P8 in het constructeurskampioenschap, enkel vóór Jordan en Minardi.
Ook in 2004 was verbetering ver te vinden. Da Matta mocht na de GP van Duitsland zijn koffers pakken en landgenoot Riccardo Zonta nam zijn plaats in. Vlak voor het einde van het seizoen verving Jarno Trulli de vertrekkende Olivier Panis, maar bracht het nieuwe rijdersduo weinig nieuw succes voor Toyota. Wederom P8, nu met slechts negen punten achter de naam.
Jaren later zou blijken dat er ook nog eens was gesjoemeld met het ontwerp van de TF104 (waarmee in 2004 werd gereden), nadat twee voormalig Ferrari-werknemers toegang hadden gekregen tot data van de Scuderia. De wagens leken in een aantal opzichten op elkaar, waarna onderzoek uitwees dat er inderdaad over de schouder was meegekeken. Veel bracht het Toyota in ieder geval niet: Ferrari won dat jaar, de Japanners werden slechts achtste.
Het tij keert
Met een nieuwe technische top en Ralf Schumacher aan boord, lijkt het 2005-seizoen voor Toyota eindelijk te zijn waarop werd gehoopt. Jarno Trulli staat in Maleisië en Bahrein (race twee en drie van het seizoen) op P2 en ook in Spanje mag de Italiaan vanwege zijn P3 aan de champagne. Tel daar de twee P3’s van Schumacher bij op, en het is duidelijk dat Toyota de weg naar de top heeft gevonden. De krachtbron gromt dat seizoen niet alleen in de TF105, maar ook Jordan maakt gebruik van de Japanse motor. In Amerika pakt het team dat tegenwoordig Racing Point heet zelfs een podium mee.
Winnen, dat doet Toyota in het seizoen echter niet. In Amerika komt Trulli dichtbij, maar zorgt het rijden met banden van Michelin op Indianapolis voor problemen. Wel pole voor de Italiaan, geen race één dag later.
Geen stijgende lijn
In het verleden behaalde resultaten, bieden geen garantie voor de toekomst. Voor Toyota is die zin perfect van toepassing in het 2006-seizoen. Waar P4 bij de constructeurs één jaar eerder werd gepakt, blijkt het meenemen van dat momentum naar 2006 een onmogelijke taak. Schumacher staat slechts één keer op het podium (P3 in Australië) en het Japanse fabrieksteam zakt af naar P6 in het kampioenschap.
Eén seizoen later wordt het drama nog groter, als Williams overstapt naar motoren van Toyota en het fabrieksteam inhaalt. Podia worden er door de Japanners al niet meer gepakt, Alexander Wurz mag namens Williams wél aan de champagne in Canada.
Onverwacht einde aan een Japans hoofdstuk in de Formule 1
Met Timo Glock en (nog steeds) Jarno Trulli achter het stuur, weet Toyota in 2008 het tij weer iets te keren. Twee podiumplekken worden behaald en punten pakken is nagenoeg elke race mogelijk.
In 2009 is Toyota één van de teams die ook weet in te haken op het gebruik van de dubbele diffuser en daarmee goede resultaten weet te behalen. Podiumplaatsen volgen elkaar op en de vijfde plaats in het kampioenschap wordt veiliggesteld. Voorbereidingen op het 2010-seizoen zijn in volle gang en de voormalig technisch directeur meende dat het er prima uitzag.
“Op het moment dat de ontwikkeling staakten, hadden we zo’n twintig tot dertig punten meer downforce dan de auto van het seizoen ervoor. Onze doelen waren behaald en we wisten dat de TF109 goed genoeg was om op het podium te staan”, meende Pascal Vasselon in de maanden na de onverwachte bekendmaking.
Op 4 november 2009 komt het bericht binnen: Toyota staakt het Formule 1-project vanwege economische redenen. Het zware weer waarin Toyota als autofabrikant was beland, zou er uiteindelijk voor zorgen dat het niet te verantwoorden was om nog een duur Formule 1-project te hebben. Zeker niet nadat ook Honda en BMW al besloten de koningsklasse te verlaten.
Ondanks het feit dat het concorde agreement was getekend (dat tot aan 2012 liep), trok Toyota de stekker uit het programma. De TF110 werd nog steeds gezien als mogelijke topwagen en pogingen werden gedaan om het team over te nemen. Stefan GP werd echter niet goedgekeurd door de FIA, waarna het doek uiteindelijk volledig viel.
Williams stapte na het seizoen over van motorfabrikant en keerde terug naar Cosworth. Na een periode van twee jaar kwam de wissel naar Renault, om na wederom twee jaar in zee te gaan met Mercedes.
In de jaren dat Toyota aan de start verscheen, pakte het zeventien podia mee en stond het team drie keer op pole. Maar een overwinning? Die zal voor altijd gereserveerd zijn voor de TF110 die geen meter maakte.